Scènes zonder nooduitgang


I: Landschap in een blauw

Wat is er met de regen gebeurd? Dun en wazig
en ijl lonkt winter daar. Dat staat er maar en
ontneemt heimwee geen woord. Gewoond werd
hier. Verleden jaren ja, dat zie je zo. Ingedikt door

het sap van tijd wachtten vensters de heirkracht
van het lot af. Vlak daarachter was nooit iemand
ontheemd in eigen dromen. Toch waren die echt
wel onvolledig, als dorpen zonder kerkhoven.

Beloven deed de zomer al niet veel, o nee.


II: Geschiedenis van een toekomst

Toen ze nog jong en ongevoelig waren seinden ze
over hun erven heen stiltes die barstten van de
informatie. Ze gedroegen zich er niet naar, maar zij
wisten het wel: alleen met vleugels vang je gevleugelden.

Ze vermoedden de samenklank, maar hadden angst
van de namen die mensen gaan dragen als we hen niet
volgen kunnen in onbekende kamers. Vrij van beletsels
waren ook daar geen wensen, zoals niemand veel is

zonder vlees. Slechts de doden kennen geen vrees.


III: Oefening in perpetuum mobile

Daarbinnen wisten ze toen reeds dat iemand iets
vergat, dat spijkers eerder roesten aan de buitenkant.
Toch lachten kinderen er gewoon hun tanden bloot
alsof ze niet bang waren voor de dood. Dat kan niet

anders. Want men is niet hard zonder reden, er is geen
hart zonder rede. Maar immer staan vol schorre wrok
teleurgestelden op. Er zijn er zelfs die zoeken bannen.
Verleden heeft niets aan nieuwe plannen. O, die lui

wier streven het is op een notelaar te lijken.


© Bert Bevers 2010